De straatstenen, divers
oudekerksplein
Onder de drommen struinende voeten, onder naaldhakken die tussen de keien blijven steken, ligt in het plein een reliëf van het ontblote bovenlichaam van een vrouw. Een hand raakt een van haar borsten aan. Opvallend nonchalant schikt het brons zich tussen de stenen. Wie het opmerkt of erover struikelt blijft staan, kijkt en buigt voorover. Gidsen vertellen hun toeristen om het even aan te raken. ‘s Nachts wordt het vaker betast, door in roze jurken gehesen vrijgezellen. Misschien zou het meer of anders glimmen wanneer het op handhoogte was geplaatst
Landschapsarchitecten Michael van Gessel en Harm-Klaas Naaijer hebben de inrichting van het plein in 2012 ontworpen. Van Gessel streeft naar soberheid in zijn ontwerpen. Zonder afleiding, zonder vermaak. Zijn tuinen en pleinen zijn, zo zou je kunnen zeggen, onzichtbaar door hun vanzelfsprekendheid. De ‘molgoten’ die rondom de kerk cirkelen vormen op subtiele wijze de wegmarkering. Ze vervangen de tientallen Amsterdammertjes die er eerder stonden. Bomen krijgen nadruk door grote grindcirkels. Het plein werd visueel volledig opgeschoond.
Ruimte wordt niet alleen waargenomen door zicht, ook de overige zintuigen zeggen veel. Door tast neem je de veranderingen van de ondergrond waar. Wanneer je op blote voeten zou rondlopen zou je het verschil in warmte van de bestrating kunnen voelen. In tegenstelling tot alle harde materialen dempen de bomen het geluid en verbeteren zo de akoestiek. Er wordt zelfs beweerd dat je met je tong bepaalde kleuren, subtiele details en gepolijste materialen waarneemt. Stenen kunnen je als het ware uitnodigen ze te proeven.
Terug naar wat er te zien is, want door de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad is ‘een ramp voorkomen’. De IJsselsteentjes, de kleine gele, handgevormde klinkertjes langs de kerk, waren in het nieuwe pleinontwerp verdwenen. De vrienden maakten bezwaar en kregen gelijk. De historische situatie is voor bijzondere plekken leidend over hedendaagse ontwerpwensen, en de stoepen waren hier ook in de achttiende eeuw al geel. Daarnaast zijn er ook nog een visie, een terrassenplan, een handboekinrichting en een zekere Puccinimethode van kracht. Die laatste is door de gemeente vernoemd naar een ‘ambachtelijke en mooie’ bonbon. Het moet ervoor zorgen dat alle klinkertexturen en stoepranden van de hele stad er smaakvol uitzien en doorlopen als een aan elkaar geknoopt tapijt.
Daartussen ligt dus dat reliëf, even anoniem als de hand zonder lichaam en het lichaam zonder hoofd is de maker van het beeld. Zonder toestemming of toetsing heeft het beeld zich een plekje in de openbare ruimte toegeëigend. In de winter van 1993 heeft iemand een stuk of vier keien uit de bestrating gewipt, daarna een gat gegraven van een meter diep en het beeld, verankerd aan een betonblok, in de grond gelegd. Het was het derde anonieme beeld in vijftien jaar, dus de gemeente vond dat haar gezag wat veel getart werd. En een buurtbewoonster klaagde, omdat wanneer er ‘s nachts ‘onverlaten’ op het brons sloegen, het geluid via de leidingen in haar huis weergalmde. Het beeld werd na een week uitgegraven en in een kelder gezet. In de lente, nadat de kunstenaar zich meldde en het werk aan de gemeente schonk, werd het teruggeplaatst en op verzoek opgevuld met geluiddempend materiaal. Behalve voor de desbetreffende ambtenaar is de maker nog altijd onbekend.