Massih Hutak
West
Wie je ook bent, waar je wieg ook staat, hoeveel broers en zussen je ook hebt en hoe je ouders er ook uit zien, als je in Amsterdam opgroeit moet je kunnen voetballen. Zo niet, dan stel je niks voor. Je kunt nog zulke dure melkkleding dragen, je kunt nog zoveel moeilijke woorden kennen uit je hoofd, je kunt nog zulke grote spierballen hebben, als je op ons pleintje, in onze kooi, in onze arena, een panna kreeg, mocht je meteen naar huis. Daar moest je voor de spiegel jezelf diep in de ogen aankijken en je schamen. Of zoals ik altijd graag zei; je moest jezelf weggooien.
Daarna sloot je je ogen en ging je héél goed luisteren. Je kon vanuit je slaapkamer horen hoe er in de verte werd geschaterlacht door een grote groep jongeren. En jij was het lijdend voorwerp. Je keek voorzichtig langs het gordijn uit je raam en zag hoe die jongeren uit enthousiasme niet wisten welke kant ze op moesten rennen. Hoe ze hun shirtjes uittrokken en in de lucht gooiden alsof ze zojuist het winnende doelpunt hadden gemaakt in een WK-finale. Of beter nog, alsof ze de winnende penalty scoorden in de eindstrijd van de Champions League.
Zelfs die vergelijking gaat niet helemaal op. Het enige wat je op dat moment kunt doen, is naar de de prullenbak kijken en je serieus afvragen of je erin past.
Iemand een panna zien uitdelen, middenin een spannend potje, was op het Louis Visserplein, het meest spectaculaire dat wij als jongeren konden meemaken. Dat wist je. Ook jij leefde voor dat moment. Net zoals het een droom was om een panna uit te delen, was het een nachtmerrie om er een te krijgen.
Dus je kijkt jezelf nog een keer goed aan in de spiegel. Daarna lach je. Van iedereen die lacht, lach jij het hardst. Je herhaalt het moment waarop je zojuist werd vernederd nauwkeurig in je hoofd. Je loopt alle stappen nog eens na. Hoe had je het niet zien aankomen? Had je misschien toch een te grote mond gehad? Die snelle sleepbeweging waar je tegenstander om bekend stond, stuurde jou de bosjes in. Je benen stonden precies genoeg uit elkaar. En met de onderkant van de schoen schoof je tegenstander tergend langzaam de bal tussen je benen door. Panna.
Je neemt een koude douche, trekt een schoon shirtje aan en gaat met frisse moed weer terug naar de kooi. Daar word je met open armen ontvangen. Je krijgt knuffels, sommigen bieden je gekscherend een beenmassage aan en er wordt een televisieinterview nagebootst waarbij je een denkbeeldige microfoon in je gezicht krijgt geduwd. Hoe voelde je je?
Je zegt dat je op dat moment besefte hoe Frieza zich moet hebben gevoeld toen Goku in Dragonball Z voor het eerst supersayian werd: je wist dat je de lul was.
Die mensen om je heen waren niet alleen vrienden of buren. Het was familie. En de plek was niet zomaar een plein, het was thuis. Een veilige haven waar iedereen zichzelf kon zijn en waar conflicten werden beslecht zonder woorden. Het Louis Vissersplein was onze safespace avant la lettre.
Er werd gerapt, gelachen, gehuild en gestreden. Het enige waarop je werd beoordeeld waren je voetbalkwaliteiten; dribbelen, pasen, scoren. En het allerbelangrijkste: panna’s uitdelen. Of panna’s vermijden, zo je wilt.
Dus kun je je bedenken hoe het moet gevoeld hebben als jij degene was die de panna uitdeelde?
Haar naam was Yasmine en ze was vaak het enige meisje dat wilde meespelen met de jongens. Daarvoor hoefde ze niet onze toestemming. Iedereen stond te springen om haar als eerste te kiezen bij partijtjes. Maar dan moest je wel bovenop de voet van de ander eindigen tijdens poten. En dan wist iedereen meteen wie er als eerst werd gekozen. Waarom? Gewoon, omdat Yasmine de beste was.
Daarna koos je Greg. Daar was nooit twijfel over. Greg was de enige die verdedigend tegenstand kon bieden aan de oneindige trukendoos en snelheid van Yasmine. Net zoals zij de meters van haar huis naar school berekende in het aantal keer dat ze de bal hooghield, net zo berekende hij de jaren die het hem zou kosten om prof te worden in het aantal doelpunten die hij voorkwam.
Greg en Yasmine mochten nooit in hetzelfde team. Dat was een ongeschreven regel. Dat was net alsof Messi en Ronaldo in hetzelfde shirt zouden spelen. Maar in tegenstelling tot Lionel en Cristiano, was Greg wel degene die het hardst schreeuwde van plezier als Yasmine weer panna’s uitdeelde.
Je had op ons pleintje twee scholen. De school van koste wat het kost wedstrijden winnen, geleid door Greg. En de school van het mooie voetbal, de trucjes en het vernederen van je tegenstanders, geleid door Yasmine.
Eind jaren negentig, begin tweeduizend en eigenlijk de hele periode rond de millenniumwisseling werden wij op de televisie gehypet door onze voetbalidolen die een van de doelpunten ooit maakten in de voetbalgeschiedenis. Dennis Bergkamp tegen Argentinië in de kwartfinale van het WK in 1998. Zinedine Zidane tegen Bayern Leverkusen in de Champions League finale van 2002. Beide doelpunten gemaakt na perfecte assists van respectievelijk Frank de Boer en Roberto Carlos.
Tegelijkertijd had je ook commercials op televisie waar onder andere Edgar Davids en Luis Figo in kooitjes voetbalden tegen andere voetbalgrootheden en waar de schoonheid van het voetbal werd benadrukt. Onze voetbal trucjes gingen door straatvoetballers als Jermaine Vanenburg de wereld over. We kregen toernooitjes die draaiden om de panna: de panna knock-out.
Er was eindelijk een competitie waar Yasmine individueel, met haar beruchte sleepbewegingen en akka’s achter het stambeen de kampioen werd. En Greg? Greg werd Gregory van der Wiel en maakte in 2010 zijn droom waar door in de finale van het WK in Zuid-Afrika te spelen. Het Louis Visserplein draagt sindsdien ook zijn naam.
En ik? Ik moet nog steeds hard lachen als ik denk aan die panna die ik kreeg van Yasmine. Ja, ik had toch weer een iets te grote mond gehad.