Ontmoetingsplaats, Shinkichi Tajiri, 1976
Buikslotermeer, / Het Breed 741
Shinkichi Tajiri (1923-2009) werd geboren in Californië. Vanwege zijn Japanse afkomst werd hij na de aanval op Pearl Harbour geïnterneerd. Na zijn vrijlating voegde hij zich bij een commando-eenheid van het Amerikaanse leger. Hij vocht in verschillende delen van Europa tegen nazi-Duitsland, overleefde, en keerde terug naar de Verenigde Staten, waar hem helaas geen warm onthaal te wachten stond. In de ogen van zijn mede-Amerikanen bleef hij ondanks zijn intense diensttijd toch een ‘Jap’. Tajiri besloot het land daarom de rug toe te keren en naar Europa te gaan. Hij verhuisde naar Nederland en bouwde een succesvolle carrière op als beeldend kunstenaar. Hij is vooral bekend vanwege zijn werk in de openbare ruimte.
Dit werk heet Ontmoetingsplaats. Het is uitzonderlijk in Tajiri’s oeuvre, waarin veelvuldig knopen voorkomen van zware materialen. Dit object is niet enkel om naar te kijken, maar een plek met een duidelijk omschreven gebruiksfunctie. Hiermee haakt Tajiri aan bij een in de jaren ‘70 nieuwe stroming in de beeldende kunst, die ernaar streefde kunst zo volledig mogelijk te integreren in het dagelijks leven. Kunstwerken moesten een functie gaan vervullen in het alledaagse bestaan van mensen.
Bij verderop gelegen kunstwerken van Broersen & Lukács zien we dat ze met hun De 7 Poorten tegen de nabijgelegen moderne architectuur in wilden gaan. Hier zouden we kunnen zeggen dat het tegenovergestelde gebeurt. Ontmoetingsplaats voegt zich volledig naar het architectonische doel van de wijk. Het naoorlogse modernisme, dat kenmerkend is voor deze wijk, combineert de verwerping van bijna elke vorm van onnodige esthetisering met de noodzaak om goedkoop en veel te bouwen.
De nieuwe bouwstijl was echter ook gericht op een nieuwe vorm van samenleven, zoals blijkt uit de brochure die de gemeente Amsterdam in 1967 voor de nieuw te bouwen wijk publiceerde: ‘Door de situering van de woonblokken en het letterlijk ‘inpassen’ van de galerijen heeft de architect gestalte gegeven aan de ‘binnen-buiten’-gedachte en wil hij het saamhorigheidsgevoel van de buurt – dat zich in de andere na-oorlogse tuinsteden moeilijk ontwikkelde – in de hand werken.’
De vraag is of het nieuwe saamhorigheidsgevoel, dat zowel de architect van deze woonwijk als Tajiri met zijn kunstwerk ambieerden, ook werkelijkheid is geworden. Waar eigenheid en binding aan de lokale context zo rigoureus worden afgesneden, wordt de publieke ruimte misschien wel een ‘kamer zonder plafond’, zoals het verderop in dezelfde brochure juichend staat omschreven, maar ook zonder genius loci, de geest of ziel van de plek.
Ontmoetingsplaats markeert dan ook niet zozeer een plek in de wijk waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten, maar meer de botsing tussen de zienswijze van de optimistische stedenbouwers van de jaren ‘50 en ‘60 en de nukkige, weerbarstige werkelijkheid van echte mensen.