Zonder titel, Man en Schaap, Merijn Bolink, 2003
Flevoparkweg
God schiep de aarde, en de Nederlanders schiepen Nederland. Het is een veelgebruikte uitdrukking om aan te duiden hoezeer het Nederlandse landschap is gevormd door de menselijke strijd tegen het water. Hier, ten oosten van het middeleeuwse Amsterdam, bestond de bodem uit moerassen en was er de permanente dreiging van de zee. Woeste stormen lieten het gebied regelmatig overstromen. Terwijl de stad in de zestiende eeuw razendsnel alle kanten op groeide, bleef deze streek iets langer onbebouwd. Hier liep de stad tegen de grenzen van de natuur aan. Maar Amsterdam barstte uit haar voegen en kreeg behoefte aan grote havens en meer woningen. De VOC vestigde zich in het oosten van wat we nu het centrum noemen en zette met haar honger naar energievoorzieningen, vaste bodem en scheepsmaterialen een industrie in werking. Er werden nieuwe manieren ontwikkeld van geld verdienen die tot op de dag van vandaag standhouden, zoals de verkoop van aandelen en een productiesysteem buiten de landsgrenzen dat arbeid, sociale zekerheid en inkoopprijzen van elkaar losmaakte. Deze nieuwe financiële middelen, de ontwikkeling van technologie en een oneindig geloof in maakbaarheid verenigden zich. De Amsterdammer was niet langer bang voor de natuur, maar onderwierp haar aan zijn belangen.
De man en het schaap van Merijn Bolink staan tot over zijn schouders in het water. Het is een van de vele werken in Amsterdam-Oost die verwijzen naar de geschiedenis van het landschap. Ooit was hier water, ooit zwommen hier vissen. Nu hebben we er huizen gebouwd. Vanuit de ogen van de man spuiten waterstralen genadeloos in de ogen van het schaap. De man kijkt naar het schaap dat niks ziet. Oorspronkelijk wilde Bolink een man en een vrouw verbeelden. Maar uit wiens ogen mocht het water spuiten en wie mocht er verblind raken? Nee, tussen mannen en vrouwen is kijken en bekeken worden een gevoelige kwestie. Een kwestie van macht. Dus zien we een schaap.
Het werk gaat over communicatie. Wanneer een mens en een dier in elkaars ogen kijken dan begrijpen ze elkaar, stelt Bolink. Het werk gaat ook over miscommunicatie. We weten hoe een mens denkt, maar van de belevingswereld van een schaap weten we niets. Vandaar de eenzijdige blik. Willen we wel weten wat het schaap denkt? Of moeten we ons dan, net als wanneer het werk een man en een vrouw zou verbeelden, afvragen wat de man het recht geeft het schaap zo te verblinden?