IJ-boulevard, Verschillende kunstenaars, 2018
IJpromenade 2
Dat Amsterdam-Noord ingrijpend aan het veranderen is zie je zodra je van het pontje stapt. Waar ooit de galgen ‘kijk uit!’ riepen en de kraaien pikten van de hangende lijken, wat de oude naam Volewijck (Vogelwijk) mogelijk verklaart, staat nu de A’DAM Toren. Voor 12,50 euro kun je de lift omhoog nemen voor een adembenemend vogelvluchtperspectief op het Amsterdam van de 21ste eeuw. Pal ernaast staat het EYE Filmmuseum, een hedendaags architectonisch juweel dat zo veel dynamiek uitstraalt dat het nooit helemaal stil lijkt te staan, net als het IJ. Achter deze twee gebouwen staat This Is Holland, een recent geopende vijfdimensionale attractie die je onderdompelt in luchtbeelden van markante locaties in Nederland. Na de jaren ‘60 is langzaamaan het proces begonnen waarbij de scheepswerven en oude industrie plaatsmaakten voor woonwijken en kantoorruimtes, vanuit Amsterdam-Noord heb je immers een magistraal uitzicht op Amsterdam.
En de bewoners van het gebied ten noorden van het IJ? Een stadsdeelvoorzitter noemde Amsterdam-Noord rond het millennium nog het ‘afvoerputje’ van de stad. Ook na het neerhalen van de galgen bleef het stadsdeel nog lang de dumpplek voor alles wat aan de overkant als ongewenst werd ervaren. Dat blijkt onder andere uit het verhaal van Asterdorp, dat in 1927 werd gebouwd in de Buiksloterham. Het was een ommuurd terrein met één poort, waar minder dan honderd jaar geleden de ‘ontoelaatbare gezinnen’ van Amsterdam werden geplaatst, met de bedoeling om de arme gezinnen van werklozen en alleenstaanden te heropvoeden, de ‘onmaatschappelijken’ binnen een jaar ‘maatschappelijk’ te maken. Het doel was om het centrum van de stad – veel van deze gezinnen kwamen uit de Jordaan – op te schonen en deze mensen opnieuw op te voeden.
De zware industrie die aan de zuidkant van het IJ te veel ruimte-, geluids- en stankoverlast gaf, van petrochemie (Shell en Ketjen) tot olie- en vetverwerking, deed het erg goed in Amsterdam-Noord. De mensen die er kwamen te werken staken eerst nog dagelijks met de pontjes het IJ over. Maar met het aanbreken van de jaren ‘20 bouwde de gemeente de eerste wijken speciaal bedoeld voor deze arbeiders, de zogenaamde tuindorpen. Deze werden ontworpen naar Brits model. In Groot-Brittannië, waar al in de achttiende eeuw de industrialisatie was begonnen, waren stadsplanologen na decennia van stedelijke krapte en gebrek aan hygiëne tot het inzicht gekomen dat de fabrieken niet midden in, maar aan de randen van de stad moesten staan. Nieuwe woonwijken, direct om de fabrieken heen, met veel laagbouw en veel groen zouden daarbij het ideale tegenwicht vormen van de zware omstandigheden in de fabriek.
Vanuit deze gedachte ontstonden de Van der Pekbuurt, de Vogelbuurt en Floradorp voor de arbeiders van onder andere de ADM-werf, de NDSM-werf en de fabrieken van Ketjen en Shell. Zo werd tevens de blauwdruk gelegd voor een sociaaleconomische homogeniteit die tot op de dag van vandaag zijn stempel op Amsterdam-Noord drukt.