Monument tegen Apartheid en Racisme, Pépé Grégoire, 1987
A. Krugerplein
Hier op het Krugerplein leveren monumenten en eervolle benoemingen een symbolische strijd met elkaar. Er bestaat een onzichtbaar spanningsveld tussen verschillende lagen geschiedenis en ideologie. Het plein bevindt zich in de Transvaalbuurt, een buurt die in veel Nederlandse steden ontstond na de definitieve annexatie van de Zuid-Afrikaanse regio Transvaal bij het Britse Zuid-Afrika in 1902. De mannen die worden geëerd in de straten van de Transvaalbuurt hebben gevochten om Zuid-Afrika in Nederlandse handen te houden. Zij en hun voorouders, de kolonisten die zich in het land vestigden na de entree van de VOC in de zeventiende eeuw, stonden aan de wieg van de apartheid.
Paul Kruger schopte het in de jaren voor de Britse overwinning als prominente Boer tot vijfde president van de Zuid-Afrikaanse Republiek. Als voorvechter voor een Nederlands Zuid-Afrika is hij belangrijk geweest voor de relatie tussen Nederland en Zuid-Afrika en prijkt hij op straatnaambordjes door heel Nederland. Maar voor velen stond hij als kolonisator aan de verkeerde kant van de geschiedenis, een boegbeeld van de eeuwenlange systematische onderdrukking van zwarte Zuid-Afrikanen.
In de loop van de vorige eeuw is de historische betekenis van de straatnamen uit het collectieve geheugen verdwenen. Het roept de vraag op of de symbolische lading daarvan nog wel schadelijk is. Maar de Transvaalbuurt herinnert ons eraan dat de kritiek op de verheerlijking van het koloniale verleden zelf een lange geschiedenis heeft. De straatnamen werden in een nieuw licht bekeken vanuit het groeiende besef van afschuw over de apartheid. In 1978 veranderde het Pretoriusplein, ook vernoemd naar een Boer, in het Steve Bikoplein. Steve Biko was een zwarte antiapartheidsactivist die een jaar voor de naamsverandering stierf. Ook Louis Botha en Albert Luthuli kregen als strijders tegen de apartheid een straat in deze buurt. Het zijn voorbeelden van succesvol doorgevoerde naamsveranderingen waarin nieuwe helden werden benoemd die beter passen bij de huidige tijdsgeest. Ze zijn geen verandering van de geschiedenis, ze zijn een erkenning van een parallelle geschiedenis waaruit we kunnen putten om de waarden van onze samenleving kracht bij te zetten.
In het kritische gedachtegoed van de jaren ‘80 groeide daarnaast de populariteit van tegenmonumenten, monumenten die positieve symbolen toevoegen aan de problematische elementen in de publieke ruimte om zo tot een vollediger verhaal te komen. Zo zou Paul Kruger het Monument tegen Apartheid en Racisme, dat Pépé Grégoire voor het plein maakte, vast niet hebben begrepen. Het monument trekt een vergelijking tussen de apartheid en de jodenvervolging in de Transvaalbuurt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het plakkaat leest ‘Wie onder ons is meer of minder’. In het monument is te zien hoe een arm en een been samenkomen, waarmee Grégoire verwijst naar de gedachte ‘eenheid in verscheidenheid’. Maar deze samenkomst is doormidden gesneden, als symbool voor de schadelijke bereidheid deze eenheid te ontkennen. De symbolische tegenstelling op dit plein laat zien dat in de openbare ruimte plaats is voor nieuwe en tegengestelde verhalen, waarin we de geschiedenis opnieuw bekijken door de ogen van het heden.